Baziel zag een pastoor met een 'col romain'.
"Wa wil da zeggen, zo'n averechtse col?" vroeg hij.
"Dit wil zeggen dat ik Vader ben" antwoordde de priester.
" 'k Zien ik ook voder", zei Baziel, "mo'k dragen ik mien kol nie averechts."
"Ja maar", lachte de pastoor, "ik ben Vader van duizenden".
Zei Baziel: "Zoe je ton nie beter je broek averechts andoen?"
"Wa wil da zeggen, zo'n averechtse col?" vroeg hij.
"Dit wil zeggen dat ik Vader ben" antwoordde de priester.
" 'k Zien ik ook voder", zei Baziel, "mo'k dragen ik mien kol nie averechts."
"Ja maar", lachte de pastoor, "ik ben Vader van duizenden".
Zei Baziel: "Zoe je ton nie beter je broek averechts andoen?"